Als verbeelding vrucht draagt: FC Bergman verpakt een onheilsprofetie als zinderend gedicht

Als verbeelding vrucht draagt: FC Bergman verpakt een onheilsprofetie als zinderend gedicht

Toneelhuis & FC Bergman, ‘Werken en dagen’ 5 out of 5 stars

Als er één thema is dat ons vandaag collectief zou moeten bezig houden, dan is het de klimaatverandering. Toch liggen we er veel te weinig wakker van. Als individuen kunnen we het probleem niet oplossen, klinkt het vaak wat gemakzuchtig. Er is namelijk vooral politieke moed nodig, en een metamorfose van de markt. Plus de notie dat bepaalde maatschappelijke verworvenheden niet zomaar vol te houden zijn, toch niet voor wie eens de rekensom maakt die ecologische voetafdruk heet. En dus doen we vooral verder, alsof er niets aan de hand is? Niet zo in artistieke kringen, waar het voorbije decennium niet alleen duchtig werd nagedacht over het integreren van ecologische principes in de dagelijkse werking van grote instellingen. Ook de kwestie hoe de urgentie van deze problematiek zich in kunst kon vertalen, hield schrijvers, beeldend kunstenaars, muzikanten en toneelensembles bezig.

Dat een belerend of catastroferend idioom vaker niet dan wel resoneert bij het publiek, is geen geheim. Misschien is dat de reden dat FC Bergman in haar nieuwste creatie met geen woord rept over klimaatverandering. Neem dat vooral letterlijk, want in ‘Werken en dagen’ wordt niet gesproken. Niet voor het eerst kiezen Stef Aerts, Joé Agemans, Thomas Verstraeten en Marie Vinck (samen FC Bergman) voor een meer suggestieve en beladen taal: die van beelden in dialoog met muziek. Zodoende kauwen de makers geen betekenissen voor, laat staan meningen. Hun creaties, en zeker deze meest recente, laten zich savoureren als poëzie, waarbij dat wat getoond wordt een emotioneel register beroert op basis van de resonantie bij de individuele toeschouwer.

Zo gaat de kracht van ‘Werken en dagen’ schuil in dat wat de makers bij het publiek wakker maken: een dieper gevoel van verlies van samenhorigheid, van gemeenschap. En een dieper weten dat de huidige socio-maatschappelijke koers niet vol te houden is, of op zijn minst strijdig met wat het betekent om mens te zijn. Daarbij zijn het multi-instrumentalisten Sean Carpio en Joachim Badenhorst, quasi voortdurend mee op scène, die op virtuoze en suggestieve wijze muzikaal schragen wat FC Bergman woordeloos verhaalt. Feilloos ingebed in het totaalconcept van de voorstelling, laveert hun soundtrack van melancholieke meditatie naar uitgelaten viering en weer terug.

Openen doet FC Bergman niettemin zonder muzikale omlijsting, en wel met een geste die metaforisch is voor haar eigen artistieke praktijk: Thomas Verstraeten keilt de toneelvloer aan diggelen. Zodoende slaat hij een bres, om ondergronds – niet zichtbaar, doch onmiskenbaar aanwezig – het wonder van een vruchtbare aarde aan te boren. Een kip legt een ei, en de groep heeft zijn cadans gevonden. Het land wordt bewerkt, er wordt gezaaid, geoogst, gesorteerd. Dat wat de grond heeft voortgebracht, wordt omgewerkt, aangestampt. De contouren van een schuur verrijzen, om de vrucht van zoveel arbeid te laten rijpen. Zo opgesomd lijkt het misschien een clichématige verheerlijking van de boerenstiel, maar FC Bergman brengt de prototypische handelingen met zoveel energie en goesting, zoveel onvervalste lichamelijkheid en zoveel ritme op het toneel, dat de zaal in het onwrikbare metrum der opeenvolgende getijden gezogen wordt.

Humor en abstractie zijn bovendien de kruiding waarmee FC Bergman de quasi naturalistische stijl naar metafysisch niveau tilt. Naast spelers die zich uit de naad werken voor de grond en voor elkaar, krijgt de zaal ook rituelen te zien. De kleurrijke oogst als kostumering voor een primitieve rite gebruiken, lijkt te impliceren dat deze commune haar arbeidsethos tot religieuze eredienst heeft omgevormd. Werk geeft richting en zin aan het leven, alleen al omdat de principes van zaaien, oogsten en verwelken terugkeren in de levenscyclus die ieder mens doorloopt. In enkele transcendente passages laat FC Bergman ook deze dimensie van het leven op en met het land zien. Fundamentele verbondenheid met de natuur is immers geen vorm van geestelijke of materiële armoede, maar integendeel een culturele rijkdom – zij het dat die, zoals ‘Werken en dagen’ onderstreept, eerder met daden dan met woorden aanschouwelijk kan worden gemaakt.

De industriële revolutie vormt de dramaturgische cesuur binnen deze creatie. Wanneer de technologische vooruitgang ineens op artificiële wijze stoom en vuur baart, overigens in de hilarische vermomming van een sensuele rodeo, valt de gemeenschap op slag uit elkaar. De belofte van automatisatie herleidt de commune tot een handvol automaten. Het verlangen behelst niet langer de genese van dat wat zich via inspanning moet verwerkelijken, want de nieuwe tijd lijkt borg te staan voor productiviteit zonder vermoeienis. Onvergetelijk is het tableau van naakte lijven in blinde adoratie voor de zinsbegoocheling der mechaniek: lichamen zonder arbeidsethos zijn lege hulzen geworden, nog louter bestaand uit een schier oneindige cascade van begeerte. Haar portret van een mensdom dat zichzelf tot slaaf en lustobject heeft gedegradeerd, zet FC Bergman luister bij met tientallen ananassen die als vuurwerk uit de bühne omhoog knallen. Hoera?

Wel integendeel. Begon de opvoering met de kip en haar ei, dan wordt het slot gekaapt door een robothond, die zijn vorsende licht op de laatst overgebleven landbouwer richt, nadat deze in een ultieme krachtmeting met extreme regen en wind – ziedaar, de handtekening van klimaatverandering! – het onderspit heeft moeten delven jegens de elementen. In de wetenschap dat wat wij verstaan onder ‘cultuur’ teruggaat op het Latijnse ‘colere’, dat ploegen of bewerken betekent, kan agricultuur slechts bestaan bij de gratie van een collectief proces. Veelbetekenend is dat de robot de gefaalde enkeling, die niet langer een levensvatbaar gewas uit de aarde kan telen, met het pootje vaarwel wuift. Het is een even huiveringwekkend als geestig orgelpunt, waarmee FC Bergman de apocalyps tegelijk komisch als poëtisch-suggestief verbeeldt.

Als we vandaag geen bres slaan, en de aarde op een andere – misschien wel voorouderlijke – wijze leren behandelen, wat wacht ons dan voor toekomst? Willen we die toekomst? En meer nog: wil die toekomst ons?

Gezien in NTGent op 16/10/2024.
Copyright foto: Kurt Van der Elst

Related Images: