Interview Aimée De Jongh

Interview Aimée De Jongh

Deel 1: de beginjaren

Als je nieuwe boek (de verstripping van ‘De heer van de vliegen’) in 26 landen tegelijkertijd verschijnt, dan ben je een superster, zeker in stripland, zeker als je maar uit de lage landen komt. Dat jonge meisje dat elke week een gagstrip (Snippers) maakte voor de krant is nu een gevierd stripauteur die wereldwijd bewondering oogst. Hoe is het zover kunnen komen, dat willen we wel eens weten.

CE: Laten we beginnen bij het begin; wat is de dojinshi circle Cheesecake! Studio?

Aimée: Dat is een goede vraag (lacht). Dojinshi betekent ‘amateurstrip’ in het Japans. Dojinshi’s zijn manga’s, Japanse strips, van tekenaars die niet voor een uitgever werken. Je kan het dus vergelijken met small press. De tekenaars printen, vouwen, nieten en verspreiden en verkopen hun eigen werk. In Nederland had je 15 jaar geleden verschillende groepen die dat deden. Dojinshi circles dus, groepjes tekenaars die hun eigen werk publiceerden. Dat was altijd in manga-stijl. Dat moest ook, het was iets typisch Japans. We waren dan met 6 of 7 auteurs en we maakten dan allemaal een manga in hetzelfde thema. Bijvoorbeeld detective-story, of op reis, of superhelden. Dat maakten we allemaal zelf, die boekjes verkochten we dan op beurzen en dat geld stopten we dan weer in de productie van de volgende strips. En ‘Cheesecake!’ was dan weer de naam van ons collectief, een vast groepje tekenaars.

CE: Was je als kind een striplezer? Wat waren je favorieten?

Aimée: Ik begon met Franco-Belgische strips, zoals Robbedoes, Lucky Luke en Asterix. Die las ik toen ik echt heel jong was. Vanaf een jaar of 15 ontdekte ik manga op tv en dat kon je dan ook ineens bij de stripwinkel kopen. Daar ben ik toen helemaal van betoverd geraakt. Ik tekende al wat en toen is mijn stijl ook volledig richting manga gegaan. Als puber was ik dus helemaal manga-gek.

CE: Ik veronderstel dat je dan in het Engels las, want op Nederlandstalig gebied is er niet veel verschenen. Enig idee hoe dat komt?

Aimée: Dat klopt inderdaad. In Frankrijk is het echt heel bizar. Ongeveer 80 procent van de strips die daar verkocht worden, zijn manga’s. Je hebt er ook aparte manga-winkels. In de gewone stripwinkels zie je ook nauwelijks iemand staan bij de klassieke strips, terwijl bij de manga’s een hoop jongeren van 12 tot 16 in die boekjes staat te bladeren. Ik denk dat het in Nederland ook wel populair is, maar dat wij qua cultuur toch nog steeds minder een stripland zijn. Ik kan niet voor België spreken want jullie hebben een heel andere geschiedenis. Nederland is heel lang een protestants land geweest en dat heeft grote invloed gehad op de manier waarop wij naar beelden kijken. Het woord of literatuur is in Nederland veel groter dan illustraties of beeldverhalen. Ik denk dus dat het een cultureel verschil is.

Het woord of literatuur is in Nederland veel groter dan illustraties of beeldverhalen.

CE: Je werd bekend met Snippers. Stapte je zelf naar de krant Metro (gratis krant op de trein) met het concept?

Aimée: Zij hebben mij gecontacteerd aan de hand van een tip van een andere tekenaar. Ze hadden een nieuwe lay-out voor hun krant waardoor ze ineens ruimte hadden voor strips. Ze hebben toen mij en nog wat andere auteurs benaderd en we moesten dan met zijn allen een soort pitch doen: wat strookjes inleveren waarvan wij dachten dat die zouden passen in de Metro. Ik heb toen drie strookjes van Snippers ingeleverd en dat vonden ze goed genoeg, want ze hebben me aangenomen. Voor mij was het heel spannend want ik had nog nooit zoiets gedaan. Ik had al wel dagboekstripjes gemaakt van hele pagina’s, maar zo’n strook met 3 of 4 plaatjes en een gag op het einde, dat was een nieuwe ervaring. Ik wist nog niet of ik het wel kon en dat ik het wel leuk zou vinden. Dat moest ik dus allemaal nog maar uitvinden.

CE: Nederland is het land van de gagstrook. Was het niet moeilijk om je staande te houden tussen al die concurrentie?

Aimée: Ik lees natuurlijk al die strips, zoals DirkJan, S1ngle of Simund en je denkt alleen maar: “Oh God, ik ga nooit zo grappig zijn.” Soms werkt het verlammend, maar vaak ook juist inspirerend. Je denkt: “Ik moet beter worden, ik moet dit ook kunnen, kom op!” Het werkt dus ook motiverend als je zulke concurrenten hebt.

CE: Was die dagstrook voldoende om van te leven?

Aimée: Toen ik begon had ik niet zoveel onkosten. Ik huurde een klein appartementje. Volgens mij verdiende ik ongeveer 1000 euro per maand met Metro. Als je dan 600 euro huur hebt, dan hou je niet veel over. Dus ik moest er wel dingen bijdoen.

CE: Je illustreert ook kinderboeken. Was je daar al mee bezig voordat je strips tekende? Hoe ben je daar ingerold? Vereist dit een andere aanpak dan voor je strips?

Aimée: Dat kwam eigenlijk via de strip. Ik maakte ook strips voor Kids, en dat was een kinderkrantje van een Vlaamse uitgever. Zij drukten ook geïllustreerde kinderboeken. Volgens mij hebben ze toen een uitvaller gehad, iemand die ziek was. De uitgever heeft mij toen gebeld omdat hij wist dat ik erg strak was met deadlines. Een strip moet je immers elke dag of elke week inleveren. Dat was mijn debuut en dat beviel erg goed en daardoor hebben ze me nog een paar keer teruggevraagd. En daardoor ben ik meer in dat wereldje terecht gekomen en ik doe het nog steeds.

CE: Was dat ook de inspiratie voor Kito & Boris?

Aimée: Jazeker, dat klopt.

CE: Tijdens de run van Snippers begon je aan een heel ander werk: ‘De terugkeer van de wespendief’. Wat waren je drijfveren om dit te maken?

Aimée: Ik was wat gefrustreerd omdat ik Snippers niet echt hele mooie tekeningen kwijt kon. Zo’n gagstrook vraagt om een simpele tekenstijl, maar ik was ook een tekenaar die veel met realisme deed, normaal gesproken. Dus ik dacht: ik wil wel eens een boek maken waarin ik kan laten zien wat ik kan. En daar kreeg ik nadien fijne commentaren over. In de recensies schreven ze dat ze niet wisten dat ik zo mooi kon tekenen. Natuurlijk omdat ze alleen maar Snippers gezien hadden. En ik dacht: zie je wel! (lacht) Het was dus goed dat ik het eventjes gedaan had.

CE: Was het niet moeilijk combineerbaar, die twee verschillende strips?

Aimée: Ja, soms wel. Maar op dat moment deed ik Snippers al drie jaar. Ik had het dus al helemaal in de vingers. Als je aan een gitarist vraagt of hij rock, country of punk wil spelen, dan kan hij dat wel, als hij een goede gitarist is (lacht). Dus ik kon wel een knop omdraaien en tussen de twee schakelen.

CE: Ok, maar ik bedoel het ook qua werkbelasting. Was het niet veel werk om aan beide te tekenen?

Aimée: Ja, maar zoals ik al zei, was Snippers niet genoeg om van te leven, dus deed ik er al heel wat werk bij. Ik had geleerd om de dagelijkse strook heel snel te tekenen. Op het snelste moment kon ik de 5 stroken op één dag gereed hebben. Dan begon ik op maandagochtend en ‘s avonds had ik alle strips voor die week al af. Dan had ik de rest van de week nog over voor ander werk. Op een bepaald moment heb ik mezelf afgeleerd om te schetsen voor Snippers. Dus ik zette het meteen op papier en dan ben je twee keer zo snel klaar. Dan ziet het er soms wat wiebelig uit, maar dat kon ook in die stijl.

CE: Je stopt dan met Snippers wat betekende dat je je vaste inkomen verloor. Ging je dan vol vertrouwen de toekomst in?

Aimée: Nee, niet echt. Ik wist ook helemaal niet wat ik ging doen. Ik had wel wat geld gespaard en wat animatiefilms gemaakt. Dan heb je wel een kleine buffer. Maar ik had ook geen ander werk dus het was wel spannend. Ik wist wel dat ik het moest doen omdat ik geen inspiratie meer had voor nog meer grapjes. Ik had waarschijnlijk nog wel twee jaar voort gekund, maar dan was het allemaal met veel tegenzin geweest. Het is ook zo als je ergens mee stopt, krijg je ineens de vrijheid om weer wat te experimenteren. En meteen datzelfde jaar heb ik op Lesbos een journalistiek project gedaan voor het NRC (Nederlandse kwaliteitskrant). Dat was eigenlijk alleen maar mogelijk omdat ik met ‘Snippers’ gestopt was. Ik wilde weten wat ik nog meer kon doen met het stripverhaal en misschien is die journalistieke kant wel een weg die ik op wil. Was ik nooit met Snippers gestopt, dan was dat project er niet gekomen, en ‘Dagen van zand’ waarschijnlijk ook niet. Want dat was een gevolg van dat project op Lesbos.

CE: ‘De wespendief’ werd meteen ook opgepikt in het buitenland. Hoe kreeg je dat voor elkaar?

Aimée: Misschien een beetje omdat ikzelf best wel actief ben in de stripwereld. Ik ging veel naar festivals, zoals dat van Angoulême, toch het grootste stripfestival in Europa. Als ik in Brussel was, ging ik mijn werk daar ook bij de uitgevers presenteren. Ik had dus wel wat contacten en als je dan een gepubliceerd boek hebt, dan presenteert dat ook beter dan een map met wat losse velletjes. Dan kan je laten zien dat er al een uitgever is geweest die vertrouwen had in mijn werk. Dan is die stap naar een nieuw boek ook minder groot. Het is natuurlijk een droom, maar ik denk dat ik er ook hard voor gewerkt en genetwerkt heb.

CE: ‘De wespendief’ werd zelfs verfilmd. Was je betrokken bij het project en wat vond je van het eindresultaat?

Aimée: Ik was niet helemaal betrokken bij het project, maar ik heb wel wat gesprekken gehad met de regisseur en de scenarist. Het was dan niet de bedoeling dat ik dan wat ging zeggen (lacht), maar dat ik op de hoogte was van hun idee. Ik mocht natuurlijk wel commentaar geven, maar dat hoefde helemaal niet, want ze hebben het prima gedaan. Op de set ben ik wel vaak geweest, wat heel leuk was. Meekijken over de schouder van de cameraman, enzo.

CE: Je hebt een opleiding animatie gevolgd, in mijn ogen de beste opleiding voor een stripauteur, en in 2017 heb je een langspeelanimatiefilm gemaakt. Waar vind je de tijd en waar gaat je voorkeur naar uit, strips of animatie?

Aimée: Ik heb wel heel drukke tijden gehad. Die film, daar heb ik dag en nacht aan moeten werken. Dat ga ik niet meer doen. Uiteindelijk heeft die film wel getourd in Nederland in de filmtheaters. Daar was ik heel blij mee, maar uiteindelijk is het toch iets heel anders dan een boek. Dat kan je aanschaffen en in je kast zetten, en dat altijd nog terugpakken en herlezen. Terwijl een film, als die stopt in de cinema, is het ook afgelopen. Vroeger kocht men nog wel DVD’s, maar dat is ook gedaan. Dus dat verdwijnende aspect van animatiefilm staat me wel tegen want het kost heel veel werk en als het dan na een halfjaar niet meer te zien is, is het dan al de moeite wel waard?

Binnenkort het tweede deel van het interview, met aandacht voor de internationale erkenning.

Related Images: